maandag 7 januari 2013

sprookje: Trammelant met fazant


Er was eens een fazant en die zocht trammelant. Maar daarover later meer. Weet je wie er ook was? Oma Leontien. Zij kon ondanks haar leeftijd iedere man in het dorp trouwen. Niet omdat ze zo mooi was, nee, omdat ze de allerlekkerste maaltijden kon brouwen. Uit haar huisje stegen altijd heerlijke geuren op. Versgebakken brood, warm en zacht van binnen met een krakende, knapperige korst. In roomboter aangebraden wild. Sappig mals vlees dat van het bot afglijdt en weer met een (dit keer dunner) krakende, knapperige en karamelachtige korst. Gestoofde uien, wijn en kruiden. Verlekkerd hingen alle mannen uit het dorp rond haar huis. De vrouwen waren de wanhoop nabij. Was het betoverde boter? Waarom bleven al die geuren zo aan hun mannen leuren? Hoe deed die Leontien dat toch? Ze zaten flink te balen maar geen van hen had ooit haar recepten kunnen achterhalen.

Tot op een dag een fazant in het dorp verscheen. Hij keek eens om zich heen. Dus hier waren al zijn soortgenoten omgekomen. Bij vrouwe Leontien, waar al die mannen van dromen. Daar rook hij de afgrijselijke lucht van verbrande broeders. En dacht: ‘wacht maar, ik zal jullie hebben stelletje loeders.’ Hij trok zich terug in een leegstaand huisje en lachte alvast hard in zijn knuistje. De fazant had een briljant plan en flanste een flyer in elkaar: ‘Leontien geeft twee uur vanmiddag een kookdemonstratie, komt u allen maar!’ De mensen dachten: ‘hè hè, eindelijk is het klaar met dat smikkelen en smachten om die recepten van Leontien. Nu gaan we het met eigen ogen zien. Kunnen we dat lekkers voortaan zelf  brouwen en onze mannen bij ons houden.’ Stipt twee uur waren allen bij Leontien.

Maar wat kregen zij daar te zien? Leontien lag al aan het spit, zonder haar gebit. De fazant stond ernaast en schalde boos: ‘ja, en mijn naam is haas, nou goed, maar wie is er nu de baas?!’ Hij had de oven al flink opgestookt en daarin lag een lekker knapperig brood. De mensen wisten niet wat ze zagen en de mannen begonnen jammerlijk te klagen. ‘O nee, o nee, nu gaan we ons Leontien nooit meer ruiken en zien!’ De fazant was helemaal in zijn nopjes. Hij besmeerde Leontien royaal met boter en peperde haar eens flink in. ‘Zo Leontien en nu ga jij lekker in die oven, heb je al zin?’ Leontien dacht aan haar verbrande billen en begon alvast heel hard te gillen. De dorpsmannen en Leontien weenden en schreiden voor tien. De vrouwen konden het echt niet langer aanzien. Ze grepen de fazant bij de nek en fluisterden: ‘houd jij ‘ns effe je grote bek.’ Ze maanden hun mannen tot stilte en richtten zich tot Leontien. ‘Zeg Leontien, als jij ons nu eindelijk je kookkunsten laat zien. Dan halen we jou van het spit en geven we meteen je gebit. Want dit ziet er natuurlijk niet uit.' Leontien vond dat een uiteraard een heel goed plan. En och arme, daar lag ie dan, alsnog in de pan. De fazant op zoek naar trammelant.