donderdag 14 februari 2013

column: Nader verklaard: carnaval

Voor wie het niet kent: carnaval behelst meer dan voor lul verkleed met onbekenden zoenen, zuipen en dansen op hoempapa muziek. Dat zijn slechts optionele uiterlijke verschijningsvormen. Maar toch. ‘Ik ga niet’, riep ik.

Na een week nauwelijks een mens gezien te hebben, wil ik mij met soortgenoten nuttig maken. Zodoende lig ik op vrijdagavond, met vrienden van Redmar en Marije, op mijn knieën op een rol stucloper met tape tussen mijn tanden en maken we hun huis carnavalsoptochtproof. Als je al tien jaar samen carnaval viert, schept dat onherroepelijk een onvoorwaardelijke band. Al zie ik hun vrienden maar eens in het jaar (en zou ik ze zonder pruik amper herkennen), het jaarlijks zingen van Slaoi meej aai meej juinmeej èèrrepel (vertaling: sla met ei, met ui, met aardappels en herhaal 100.000 keer) doet daarbij wonderen. Dus,‘tot morgen!’,roep ik na verrichte arbeid, bier en friet. En daar gaan we de volgende dag (na zoals ieder jaar eerst de optocht, dan dweilorkest in de kroeg, daarna boerenkool met worst en after dinner slaapje op de grond) in polonaise en zingen uit volle borst: ‘Slaoi meej aai meej juin meej èèrrepel.
‘Ik ga niet’, roep ik maandagochtend op de sportschool. Om 15:15 sms’t een vriendin: 16:00 uur bij de Beyerd voor de optocht! Kom je gezellig? Tot zo!, sms ik terug. Dus daar staan we de Bredase optocht te bewonderen. Een carnavalswagen houdt stil, de DJ op de wagen draait de muziek zacht en roept: ‘zakken, zakken, zakken’. Alle individuen zakken door de knieën en zijn muisstil. De muziek zwelt weer aan, waarop we langzaam omhoog komen en transformeren tot één deinende, hossende en joelende massa. Herhaal dat vijf keer en je staat niet met een handvol maar met een straat vol vrienden te feesten.

De kracht zit in de herhaling. Het geluk in de verbinding. Het plezier in het ongecompliceerde. Nog 379 dagen en dan ga ik weer (niet).