zondag 4 augustus 2013

Beestachtig lekker


Ik eet nauwelijks vlees en vis. En als ik de keuze heb, dan biologisch-dynamisch en duurzaam gevangen. In mijn beleving is dat meer in het ritme van de natuur. In mijn beleving dan hè. De werkelijkheid is natuurlijk dat we al eeuwen de natuur beheersen. Gemak dient immers de mens.

Hoe ver staan we inmiddels af van de natuur? Het principe dat je mag eten wat je nodig hebt, mits je het zelf hebt gejaagd en gedood, zou ik graag naleven. Maar we zijn een stelletje watjes. Zo vertelde ik iemand eens dat we op vakantie kreeften opdoken en deze meteen aan het strand in een grote pan bereidden. Hij keek me ontzet aan, ‘je kookt een levend dier’. Hij vond het niet kunnen. Ik vroeg hem of hij vegetariër was. ‘Nee’. Ik vroeg of hij zijn vlees bij de biologische slager kocht. ‘Nee, in de supermarkt. Hoezo?’. Ik vroeg hem of hij dan ooit had gehoord van de bio-industrie. Ja sorry hoor, wat is nou erger: een kreeft die de pech heeft uit het leven gevist te worden of een dier dat geboren wordt in een productieproces en slechts dient als consumptiemateriaal?
Maar ook een biologisch-dynamisch boerenbedrijf is productie- en consumptiegericht. Neem bijvoorbeeld de kip. Ook al is het een biologisch-dynamische kip, het is en blijft een keiharde productiekip. De plofkip wordt in zes weken klaargestoomd voor consumptie. De biologisch dynamische kip krijgt haast een verdubbelde levensduur van maar liefst elf weken. Wat een feest, elf hele weken. Terwijl een kip een jaar of tien kan worden. In de Belgische gemeente Gooik hebben ze de gesubsidieerde afvalkip. Voor €3,50 koop je bij de gemeente een afvalkip, deze kip eet al je groente en fruitafval op. Wat de gemeente dan weer kosten op GFT bespaard. Jij krijgt als dank een eitje, en hoe gezonder jij eet des te lekkerdere eitjes jij krijgt. Kijk, dat maakt je ook nog eens bewust van de cyclus van de voedselketen. En na een aantal jaar kun je een antibiotica vrije biologische kip in de oven stoppen, als je Jip de kip tenminste durft te (laten) slachten. Dat vind ik nou een “normale” manier van omgaan met dieren.
Jawel, noem mij maar een idealist en een romanticus. En ik weet wel dat ik geen natuurmens ben, daarvoor ben ik een te grote angsthaas en te veel een stadsmeisje. Ik kan geen dier doden. Maar toch, ik heb moeite met onze louter rationele, productie- en consumptiegerichte manier van omgaan met dieren. Alsof het geen levende wezens meer zijn. Alsof ze niet ooit ook een plaats in de voedselketen hadden, die verder reikte dan zo snel mogelijk te dienen als ons voedsel.