donderdag 20 september 2012

Ik zie ze vliegen

Be careful what you wish for


De laatste tijd zijn ze er weer. Schattige koolmeesjes, zoekend naar een geschikte schuilplaats voor aanstaande winter. Ze wippen van de balkonreling in de bloembakken en vliegen dan, enigszins gedesillusioneerd, weer verder. Ieder jaar opnieuw dromend van een vogelkastje zet ik na drie jaar deze droom om in een daad.

Dus na het kastje wit, met een aantal groene optionele aanvliegroutes, te hebben geschilderd en hem op het noord-oosten (op het zuid-westen regent het binnen) gehangen te hebben is het wachten. Wachten. Wachten. En nog eens wachten op de zeer gewenste bewoner. Naast het kastje bevinden zich nog wat ondefinieerbare overblijfsels van de vorige flatbewoners. Duurt het lang dan kan ik daar wel wat wollen plukjes aan hangen, wat takjes en iets te eten, om ze te lokken. Of vinden ze de aanvliegroutes op het kastje betuttelend? Denken ze al bij voorbaat: ja, dikke doei, daar gaan we dus mooi niet wonen. Kan ik me namelijk ook wel iets bij voorstellen. Buurvrouw zegt dat ik geduld moet hebben. Dat ze vanzelf wel naar me toe komen. Buurvrouw heeft wel vaker gelijk. Ik geef ze nog even de kans.

’s Middags kom ik thuis en is mijn wens uitgekomen. Iets te goed. Ik gooi de woonkamer deur open en zie ze plots vliegen. Daarop een heuse damesgil slakend. Het koolmeesje schrikt zich op zijn beurt weer rot en fladdert zich haast te pletter tegen het raam. ‘Sorry!’,  roep ik, stap naar achter en sluit de deur weer. Dit doen we even opnieuw. Adem in. Adem uit. Ik ben zen. Ditmaal open ik rustig de deur. Het koolmeesje verschuilt zich onder de bank. Is ook rustig nu. Zachtjes loop ik naar binnen en sluit de gordijnen voor het grote raam waarvan hij, begrijpelijk, denkt dat het buiten is. Behoedzaam open ik beide balkondeuren, zeg hem dat het okay nog even te blijven zitten: be my guest. Maar dat hij ook mag gaan via een uitgang naar keuze. Beneden in de grote binnentuin eet ik een geroosterd broodje met verse pesto. Zou hij nu weg zijn? Of niet? Eigenlijk ook wel gezellig een koolmeesvriendje in huis. Heb gelezen dat ze behoorlijk tam kunnen zijn.

Met een hand vol zonnebloempitten, om hem via de omgekeerde broodkruimel-sprookjes-tactiek de weg naar buiten te wijzen, hopende dat hij onthoudt dat het hier goed toeven was, dat het vogelkastje met die handige aanvliegroutes (of zijn die nu empirisch bewezen navigatietechnisch toch niet zo handig), een fijne plek is om te overwinteren, treed ik uiterst rustig en hoopvol op een levenslange nieuwe vriendschap, de kamer weer binnen. Die is, op wat inimini vogelstrontjes op de bank, het tafeltje en de vensterbank na, zielloos en leeg. Rode wijn dan maar. Proost. Op een behouden vlucht.