zaterdag 10 oktober 2015

Dauwtrappen (kort verhaal)


Het is vijf uur in de ochtend als vriendlief meedeelt dat hij eruit gaat, hij heeft last van zijn rug. In het donker scharrelt hij zijn kleren bij elkaar en zegt: 'Hoor je de uil?'
' Ja, gaaf he', mompel ik en draai me weer om.
        Het is tien over vijf als hij weer boven komt: 'Het zijn er veel en ze roepen naar elkaar, ga je mee dauwtrappen?'
Ik stap uit bed en schiet in mijn kleren. Als we het pad aflopen horen we de dichtstbijzijnde uil, om de hoek ergens in de beukenlaan, daar waar vroeger een kerkhofje was. We staan stil en horen van dichtbij: 'OeoeoeoeoeoeoewwwWW'.
        Wanneer we de hoek omgaan, laat hij zich niet meer horen. We lopen verder, door de bosjes, door een droge sloot en over de velden. In de verte klinken andere uilen, maar die van ons roept niet meer terug.
        Als donkerblauw de inktzwarte hemel vervaagt, keren we huiswaarts. Bij dageraad lopen we het pad op naar de deur. Onder de oude kastanjeboom liggen veertjes. Als ik omhoog kijk, zie ik op een tak dicht naast de stam een rond vederen gezicht. Zijn lijf maakt hij zo klein mogelijk. Ik knijp in de hand van vriendlief en steek zwijgend de sleutel in het slot.




vrijdag 12 juni 2015

gedicht NEEM MIJ TOT U (zeefdruk, rode bietjesinkt op eetpapier)







neem mij tot u

 

eetbaar gedicht        ilse vandenbussche
handschrift              daniela heykoop
zeefdruk                  grafische werkplaats raaf te breda
inkt                         rode bietjes- & cacao* op eetpapier*
*= biologisch

Onze rol in de kringloop zie je het duidelijkst terug in de manier waarop we met voeding omgaan. Dat is ook waar je invloed op hebt; wat stop je in je mond en onder welke omstandigheden kwam dat voedsel tot jou?

Dit gedicht is afkomstig van een rood bietje. De inkt op het eetpapier is gemaakt van gekookte en gepureerde rode biet, vermengd met cacao. Alle ingredienten zijn van biologische afkomst. Het publiek mag de hosties die onder het gedicht liggen tot zich nemen.

Dat u dit gedicht nu kunt eten heb ik te danken aan een aantal mensen:
Joost en Tobias als initiatiefnemers van het project Van Het Kastje Naar De Muur en met hun praktische en inspirerende hulp, Marieke als kritische meelezer, Erik als meedenker in de uitvoering, Daniela met haar mooie handschrift, Angela van biologische bakkerij Zonnemaire voor het eetpapier en Marleen + Renie van Grafische Werkplaats Raaf voor hun hulp bij het zeefdrukken.



dinsdag 2 juni 2015

gedicht: Waarom

Waarom sliep ik vannacht zo slecht?
Waarom voel ik me dan zo onzeker?
Waarom heb ik niet wat meer ballen?
Waarom zie ik niet dat ik die allang heb?
Waarom ben ik zo onzeker?
Waarom stel ik die vraag twee keer?
Waarom wil ik een zo risicoloos mogelijk leven lijden?
Waarom ben ik niet gewoon wat losser?
Waarom heb ik een hekel aan beeldschermen?
Waarom weet ik zo goed wat ik wil?
Waarom dan weer niet als iemand anders iets anders vindt?
Waarom ga ik schaapachtig lachen als ik moe ben?
Waarom lach ik niet wat meer om mezelf?
Waarom zijn er zoveel regeltjes?
Waarom bedenk ik ze zelf ook nog eens?
Waarom houd ik me überhaupt zo aan regeltjes?
Waarom kan ik nu niet op vakantie?
Waarom denk ik dat ik dat niet kan?
Waarom ga ik niet?
Waarom word ik zo moe van mezelf?
Daarom?




maandag 1 juni 2015

sprookje over een fazant en een konijn

‘Hey, Konijn! Wat moet hier dat op mijn terrein?’, riep de fazant. ‘Nou’, zei Konijn, ‘ik wacht op die oogverblindende koplampen en ondertussen droom ik even fijn’. De fazant was hierdoor van zijn à propos en zei toen maar: ‘Zo, zo, en waar droom je dan van?’ 

’Och, van zoveel. Ik zit hier namelijk al een poos. Ik droom van uitgestrekte velden wortelen, meer dan ik eten kan. Van bedden malse botersla en aan knapperige slaharten knabbel ik dan. Van de lente die straks gaat komen. Met mijn neusje ruik ik het al, ik hoef het niet eens te dromen. En natuurlijk van leuke konijnen met wie ik straks zal spelen, springen, joelen en kroelen. Ik droom van de zon, van wolken en van regen, dat maakt zulke mooi glinsterende asfaltwe- gen. En schitterende parels aan de bladeren van de bomen. Maar weet je beste fazant.  Eigenlijk  wacht  ik op iets vreselijks dat mogelijk ooit zal komen. Die oogverblindende koplampen leggen me helemaal lam. En daarom zit ik hier, stiekem al best een tijdje dan.’ De fazant keek eens goed om zich heen: ‘Maar waar zijn de auto’s dan? Ik zie ze hier nooit. Geen één.’


Konijn schrok op uit zijn gemijmer, keek eens goed rond en staarde daarna bedremmeld naar de grond. Stilletjes dacht hij: wat zit ik hier eigenlijk te dromen en te wachten op wat mogelijk ooit zal komen? Ik  zou  moeten  rennen,   huppelen  en  spelen.  Zijn kraaloogjes  begonnen  te  glinsteren,   zou   hij   het durven?  Jawel,  hij  greep  deze kans  bij  de lurven,  plantte zijn voorpoten stevig op de grond en trapte met zijn achterpoten ferm in het rond. Daar kukelde de fazant achterover, plat op zijn rug. Konijn keek om en riep vrolijk: ‘Pak me dan als je kan, of ben je niet zo vlug?’ 



dinsdag 19 mei 2015

gedicht: papa

hij voelt de temperatuur van het water
koud
te koud
voor dat kleine lijfje

hij weet het
hij doet het
hij laat haar erin zakken
hij ziet haar
hij hoort haar
voelt dat hij leeft

en toch
toch ook niet
in een vacuuum gezogen
alle geluid uit zijn oren
alle zuurstof uit zijn hersenen

tot de klink van de badkamerdeur
naar beneden gaat

alle bloed stroomt
pulserend door zijn aderen
naar zijn hoofd

helder
alles heel helder
het gegil
het gespartel in het water




dinsdag 12 mei 2015

gedicht zonder titel (ze opent haar mond)


ze opent haar mond
trekt haar kaken scheef en
peutert met haar tong
tussen haar achterste kiezen

het voelt dun en dradig
een beetje scherp ook
eindelijk beet
met het puntje van haar tong
brengt ze de buit voor in haar mond

met duim en wijsvinger pakt ze de draad
trekt eraan
ze kan blijven trekken
dan spant er iets in haar achterste kies
het trekt naar haar oren toe
ze trekt verder
'Au'
door haar trommelvlies
en uit haar hoofdhuid

dan breekt de draad
een stukje steekt uit haar oor
een stukje zit tussen haar achterste kiezen

ze opent haar mond
trekt haar kaken scheef en
peutert met haar tong
tussen haar achterste kiezen





dinsdag 21 april 2015

gedicht zonder titel (hij omhult me)


hij omhult me
bedekt me van top tot teen
mijn lichaam schemert
door de fijn gesponnen draden
die lucht en licht doorlaten
tot ik me beweeg
en de stof mijn lichaam omsluit
mijn badjas van engelenhaar







zaterdag 11 april 2015

gedicht zonder titel (zijn graf ligt er verlaten bij)


zijn graf ligt er verlaten bij
er groeit Indische kers overheen
ze laat het zo
al weet ze: het gaat woekeren
twijfelt
munt erbij?
wie wint?

een jaar later
brandnetels tot kniehoogte
aan haar voet kamille
en citroenmelisse
tassen vol naar huis
ze legt alles te drogen

een jaar lang drinkt ze zijn thee




dinsdag 10 maart 2015

gedicht: kofferbak


de kofferbak van de auto stinkt
hij stinkt naar luchtverfrisser
de klep laat een streepje licht door
en een heel klein beetje frisse lucht
zijn natte neus past niet door de kier

dit verhaaltje voor het slapen gaan loopt niet goed af
ze is bang nu
en boos
bang voor het donker
boos omdat hij weggaat

ze schrijft een brief dat ze die hond wil
als ze die hond zou hebben
dan zou ze niet meer bang zijn
ook niet boos
ze zouden samen weglopen




woensdag 18 februari 2015

gedicht zonder titel ('dat is dan 149 euro')

' Dat is dan 149 euro alstublieft', zegt de ambtenaar
hij legt het geld op de balie
het bedrag dat nodig is om je naam te wijzigen
vanaf nu is hij meneer De Man
vanaf nu is hij niet meer meneer De Bruin

thuis loopt hij naar zijn kledingkast
werpt een blik naar binnen
werpt dan een blik op de klok
het kan net
zal hij?
Voor een laatste maal?

hij ritst het pak open
steekt er zijn benen in
sjort het lijf omhoog
laat zijn armen in de mouwen glijden
en ritst het dicht van kruis tot nek
hij wrijft met zijn behaarde armen
over zijn behaarde buik
voor een laatste maal





dinsdag 17 februari 2015

gedicht zonder titel (hij sluit de deur)


hij sluit de deur
niet hard
niet zacht
hij laat hem gewoon
gewoon achter zich dichtvallen

dan beseft hij
dat zijn sleutels nog op tafel liggen
hij zucht
niet hard
niet zacht

bedenkt wie hij bellen kan
niemand

hij loop naar zijn bus
die rijdt net weg