zaterdag 10 oktober 2015

Dauwtrappen (kort verhaal)


Het is vijf uur in de ochtend als vriendlief meedeelt dat hij eruit gaat, hij heeft last van zijn rug. In het donker scharrelt hij zijn kleren bij elkaar en zegt: 'Hoor je de uil?'
' Ja, gaaf he', mompel ik en draai me weer om.
        Het is tien over vijf als hij weer boven komt: 'Het zijn er veel en ze roepen naar elkaar, ga je mee dauwtrappen?'
Ik stap uit bed en schiet in mijn kleren. Als we het pad aflopen horen we de dichtstbijzijnde uil, om de hoek ergens in de beukenlaan, daar waar vroeger een kerkhofje was. We staan stil en horen van dichtbij: 'OeoeoeoeoeoeoewwwWW'.
        Wanneer we de hoek omgaan, laat hij zich niet meer horen. We lopen verder, door de bosjes, door een droge sloot en over de velden. In de verte klinken andere uilen, maar die van ons roept niet meer terug.
        Als donkerblauw de inktzwarte hemel vervaagt, keren we huiswaarts. Bij dageraad lopen we het pad op naar de deur. Onder de oude kastanjeboom liggen veertjes. Als ik omhoog kijk, zie ik op een tak dicht naast de stam een rond vederen gezicht. Zijn lijf maakt hij zo klein mogelijk. Ik knijp in de hand van vriendlief en steek zwijgend de sleutel in het slot.