Deze zonnige
ochtend fluiten de vogels als nooit te voren, maakt een dikke hommel zijn
eerste vlucht en spelen de kinderen buiten. Dit alles als vooraankondiging van
het jaarlijks wonder dat zich straks gaat voltrekken: lente. Ik verlang al naar
het ruisen van de nieuwe blaadjes aan de bomen.
‘Waarom,
waarom ga je weg Maarten?’, roept de peuter nu wanhopig. Maarten staart naar
zijn schoenen en zegt vriendelijk; ‘omdat ik het wil’. Hij draait zich om,
zwaait nog even, zegt lief; ‘doei Saartje!’ en loopt dan kalm de hoek om.
Hartverscheurend klinkt het: ‘Waarom?’ ‘Waarom?’ ‘Waarom?’ Maarten loopt verder
tot de volgende hoek en zet het dan op een rennen.