Ik ging de uitdaging aan: zelf zuurdesembrood bakken. Want
wat is er nou lekkerder dan de geur van versgebakken brood? Die knapperige
krakende korst, het lauwwarme luchtige deeg waar koude gezouten roomboter langzaam
op smelt. En ach, die getallen. Het zou vast wel meevallen. Zuurdesem maken
neemt tenslotte ruim een week in beslag. Alle tijd om het recept als een soort
mantra te herlezen. Op een zekere dag moest er ¾ zuurdesem uit en ik las tot ¾. Fatale fout
nummer 1. De dag voor het bakken bedacht ik dat zuurdesem op kamertemperatuur vast
beter zou zijn en haalde hem uit zijn vertrouwde koelkast. Fatale fout 2. Denk ik,
zuurdesem schijnt namelijk niet zo van temperatuurwisselingen te houden. Nou ja,
en toen stapelden de fatale fouten zich tijdens het bakproces op: het water
moest precies 22 graden zijn (doe dat maar eens zonder thermometer), het
zuurdesem was plots veel dunner dus ik besloot minder water te gebruiken, en zo
kan ik nog wel even doorgaan. Ach al dat gelul over exacte temperaturen en
eenheden. Ik besloot de eerste intuïtieve broodbakker te worden. Een glansrijke
toekomst als broodfluisteraar was voor mij weggelegd.
Ik vermaakte me prima, alsof ik op de kleuterschool met
de zandtafel en de watertafel tegelijk mocht spelen. Alles mengen met je handen,
ondergrond besmeren met olie, bestuiven met bloem, deeg kneden, vouwen, doekje
erover en laten rusten, weer deeg kneden, vouwen, doekje erover. Lekker trutten.
Maar toen lieten de fatale fouten zich onherroepelijk gelden. Mierenneukers.
Het deeg moest rijzen en dat deed het dus niet. Om 22:00 uur besloot ik er maar
beslag van te maken. Bakpoeder, melk, ei,
kaneel, rozijnen, abrikoos, bruine suiker erdoor en dat op hoop van zegen in
een taartblik en hup de oven in. Resultaat: een broodtaart waar hard geworden
stopverf nog luchtig bij is. Ach, kijk zelf maar en zoek de overeenkomsten.