Vannacht lag ik op een deinend bed, de kou van onder optrekkend tot in mijn botten. Ik bekeek de binnenzijde van het houten geraamte, lijkend op een onderwaterschip, boven mij.
Vanochtend
passeerde ik de platbodem uit 1913, waar ik als kind op een drumstel mocht
rammen en de marimba mocht laten galmen. Waar de geur van vocht en olie me tegemoet
kwam als ik vanaf het dek het trapje naar binnen afdaalde. Nog steeds, wanneer
ik die bedompte mix ergens ruik, maakt mijn hart een jubelsprongetje. De boot waar
de spinnen zich ’s avonds vanaf het plafond in de badkamer naar beneden lieten
zakken.
Vanmiddag
meerde een volwassen playmobielboot aan, de zon bescheen de kleuren rood en
geel die onwaarschijnlijk fel afstaken tegen de strakblauwe lucht. De eerste
vlinder van dit jaar, oranje met bruine stippen, landde op het gangboord van
een vrachtschip. Twee gele kano’s peddelden langs.