Dan
zet Leo zich, haast onzichtbaar, iets meer schrap. Spant al zijn spieren aan en
trekt een, niet erg overtuigend, sprintje naar de overkant. De kraaien vliegen
rustig op om iets verder weer neer te strijken en hun zondagochtendlijksgescharrel
en -gepik voort te zetten. De duiven zijn gevlogen.
Een
cappuccino later komt Leo weer aangetrippeld. In een sukkeldrafje steekt hij de
straat over om het pad op te gaan naar de binnentuin van onze flat. Met de
kraaienactie van net nog in gedachten schiet ik in de lach als ik hem een
beetje verwijfd zie oversteken. Daarop houdt Leo zijn pas even in. Kijkt me met
keizerlijke arrogantie een paar seconden recht in de ogen en vervolgt dan
onaangedaan al trippelend zijn weg.
Plots
schiet me wat te binnen. Laatst lag er een duif in de voortuin. Dood. De
stumper, vast tegen een raam aangevlogen. Tot ik zag hij geen kop had en daar waar
zijn borst hoorde te zitten slechts een rood vlies zichtbaar was. Leo?