Mijn
wil. Het is mijn wil die door het struikgewas ruist. Nou ja, ruist. Zeg maar
gerust raast. Buurvrouw en ik beginnen een moestuin in de gezamenlijke
binnentuin van het appartementencomplex. Een paar struiken moeten plaats maken
voor ons eetbaar landje. Als jonge sterke vrouw fiks dat klusje wel even. Dacht
ik. Met een spade in de hand begin ik vol goede moed als vers moestuingroentje,
gemakshalve vergetend dat ik over twee linker handen beschik en helaas ook niet
gezegend ben met bijster veel praktisch en logisch inzicht. Story of my life:
Ik zie mijn einddoel. Daar wil ik heen! In de gauwigheid sla ik wat stapjes
over. Ik stort me er vol overgave in.
Doodeng
trouwens als je op ski’s op een berg staat. En dat buikpijnbezorgende dal in de
verte niet meer zichtbaar is door een plots opdoemende heuvel. En wat zit er
achter die heuvel? Dus no way dat ik daar af ga. Maar ja, er is no other way.
Mijn kamikazehouding (Bungee jumpen? Leuk! Doe mij een tienrittenkaart!) slaat op
slag om in een laffe versie van Bambi on ice. Dus daar sta ik huilend, met mijn
hakken in de sneeuw, rillend als een rietje, te luisteren naar de uitleg van
een vriend die urenlang op zijn knieƫn voor me zit en me probeert te overtuigen
dat er echt eerlijk heus waar geen afgrond is na die heuvel. Dat ik de afdaling
in stukjes moet hakken, steeds lusjes moet maken en dat dat, echt eerlijk heus
waar, heel langzaam kan. Gewoon steeds even stoppen, goed kijken en dan weer
een plannetje maken voor de volgende lusjes sessie. En zo raak ik volgens hem stap voor stap
beneden. Hij had (voor deze keer) gelijk.
Dus
dat die stoere kamikazehouding niet de beste en eveneens de kortste weg naar
mijn einddoel is had ik inmiddels kunnen weten. Dat ‘kan niet, bestaat niet’ en
‘wil niet ligt er naast op het kerkhof’ zich maar beter wel voor eeuwig te
rusten leggen ook. Maar weten en doen zijn twee verschillende dingen. Uren
zwoeg ik op anderhalve struik. Eerst steek ik te diep en loodrecht naar
beneden. Na een spoedcursus tuinieren van buurman steek ik keurig in een hoek
van 45 graden mijn schep onder de wortels. Nou ja onder, eerder ertussen want
die krengen zijn na 15 jaar vrijheidblijheid echt groot en sterk geworden. Met
nog vijfenhalve struik te gaan geef ik het op, schop mijn schoenen uit en stort
in het gras. Badend in het zweet. Van top tot teen onder de blauwe plekken,
schaven en schrammen. En een dag later enorme spierpijn. Maar geen meter
opgeschoten. Mijn buurvrouw, bijna pensioensgerechtigd, een kop kleiner dan ik,
doet nooit aan sport, komt een paar dagen later langs. Ze heeft in haar uppie
alle struiken er uit getjopt. Ik vraag haar hoe ze dat in godsnaam heeft
gedaan. Ze vraagt mij wat ik in godsnaam gedaan heb. Het ging namelijk zo
soepel vertelt ze. Gewoon, stap voor stap.