vrijdag 22 februari 2013

column: Kennismaking Jan Mankes door meeloopdag creative writing ArtEZ

Vrijdagochtend zit ik in de trein naar Arnhem. Ik ben op weg naar de kunstacademie ArtEZ. Aangekomen waan ik me, door de hoogteverschillen en de kleurrijke karakteristieke panden met Franse balkons, in het buitenland. ArtEZ ligt naast het Museum voor Moderne Kunst Arnhem en kijkt uit over het water. Als ik het terrein van de academie oploop, word ik vriendelijk gegroet door een jongeman met in zijn kielzog de geur van wiet.

De zondag ervoor zag ik op TV bij Vrije Geluiden twee studenten van ArtEZ. Zij lieten zich inspireren door het werk van een oude componist. De tekst van de schrijfster diende als materiaal voor de muzikant en zo zijn ze wat lagen doorgegaan. Wauw! Op de website van ArtEZ zag ik een meeloopdag voor de studie creative writing en schreef me in. 

Sinds lange tijd zit ik weer in de collegebanken. Het hoofd van de opleiding vertelt, op subtiel testosterontoontje, waar je voor wordt klaar gestoomd: fulltime schrijver- en zelfstandig ondernemerschap, met veel verschillende opdrachtgevers. Dat vooruitzicht, aangevuld met uitspraken als: je moet leerbaar zijn en je moet jezelf tot dingen dwingen, benauwt me. Ik ben ontzettend leerbaar als iets me boeit, maar allergisch als ik iets moet. En me dwingen tot dingen heb ik iets te vaak gedaan en daar werd ik doodongelukkig van. Dus, wegwezen hier. Nog daargelaten of ik bij de 20 studenten zou kunnen horen van de 200 die zich aanmelden.
In de pauze meld ik me af, eet mijn Frans boerenbrood met zelfgemaakte zwarte bonenhumus op een bankje in de zon en ga dan naar het museum. Binnen maak ik kennis met de voor mij nieuwe kunstenaar Jan Mankes (1829-1920) die gefascineerd is door de natuur en vooral door vogels. Raak. Prachtig verstild werk. Er ligt een boek over hem en ik duik voor even in zijn leven dat maar kort mocht duren. Een kunstenaar met een onnoemelijke liefde voor de natuur en die zijn leven leidde zoals het hem goed dunkte. Een anarchist, geheelonthouder en vegetariër.
 
Vanuit de trein, weer terug naar Breda, zie ik een vos door de velden sluipen. Twee velden verder staan schapen rustig te grazen.
 
 

foto's: citaten in Museum Moderne Kunst Arnhem

 
 
 

vrijdag 15 februari 2013

donderdag 14 februari 2013

column: Nader verklaard: carnaval

Voor wie het niet kent: carnaval behelst meer dan voor lul verkleed met onbekenden zoenen, zuipen en dansen op hoempapa muziek. Dat zijn slechts optionele uiterlijke verschijningsvormen. Maar toch. ‘Ik ga niet’, riep ik.

Na een week nauwelijks een mens gezien te hebben, wil ik mij met soortgenoten nuttig maken. Zodoende lig ik op vrijdagavond, met vrienden van Redmar en Marije, op mijn knieën op een rol stucloper met tape tussen mijn tanden en maken we hun huis carnavalsoptochtproof. Als je al tien jaar samen carnaval viert, schept dat onherroepelijk een onvoorwaardelijke band. Al zie ik hun vrienden maar eens in het jaar (en zou ik ze zonder pruik amper herkennen), het jaarlijks zingen van Slaoi meej aai meej juinmeej èèrrepel (vertaling: sla met ei, met ui, met aardappels en herhaal 100.000 keer) doet daarbij wonderen. Dus,‘tot morgen!’,roep ik na verrichte arbeid, bier en friet. En daar gaan we de volgende dag (na zoals ieder jaar eerst de optocht, dan dweilorkest in de kroeg, daarna boerenkool met worst en after dinner slaapje op de grond) in polonaise en zingen uit volle borst: ‘Slaoi meej aai meej juin meej èèrrepel.
‘Ik ga niet’, roep ik maandagochtend op de sportschool. Om 15:15 sms’t een vriendin: 16:00 uur bij de Beyerd voor de optocht! Kom je gezellig? Tot zo!, sms ik terug. Dus daar staan we de Bredase optocht te bewonderen. Een carnavalswagen houdt stil, de DJ op de wagen draait de muziek zacht en roept: ‘zakken, zakken, zakken’. Alle individuen zakken door de knieën en zijn muisstil. De muziek zwelt weer aan, waarop we langzaam omhoog komen en transformeren tot één deinende, hossende en joelende massa. Herhaal dat vijf keer en je staat niet met een handvol maar met een straat vol vrienden te feesten.

De kracht zit in de herhaling. Het geluk in de verbinding. Het plezier in het ongecompliceerde. Nog 379 dagen en dan ga ik weer (niet).

zondag 10 februari 2013

Winterse zondagochtend

 
 

IJsblauwe lucht, dikke dotten sneeuw op boomtakken, heggen en auto’s in de straat. De zon, als volgspot opgesteld tussen de coulissen rechts op het podium, laat grootse schuine schaduwen zien. Ongenuanceerd: zwart wit.
Leo, eveneens zwart wit, trippelt met zijn kattenvoetenkussentjes over de besneeuwde straat. (Katten houden toch niet van nat en kou? Is zijn jachtinstinct, honger kan het niet zijn, groter dan het lichamelijk ongerief?)
Het samenspel van een zuchtje wind en de warme zon op de bomen veroorzaakt zeer lokale sneeuwbuien. Grote vlokken sneeuw jagen met grote snelheid tussen de huizen en daken door.
Meeuwen scheren door de lucht. Koolmeesjes bezoeken ombeurten de witte mezenkast op het balkon en inspecteren al tikkend pikkend het houtwerk van de kast, zowel van binnen als van buiten. (Hoe gaat dat straks, wie het eerst komt wie het eerst maalt en heeft de kast als nest? Het aantal gegadigden lijkt enorm.)
Gestage witte plukken stoom drijven langs huizen omhoog, buigen af tegen de dakrand en dansen tussen de boomtakken door, de vrijheid tegemoet.
Een dikke duif landt op een besneeuwde tak en veroorzaakt een zeer lokale minisneeuwbui. Op de radio zegt iemand bij Vroege Vogels dat je geen gletsjer maar kledsjer zegt.





 

vrijdag 8 februari 2013

Vroege vogels fotosprookje: Fazant ontmoet Konijn

 
 
Fazant ontmoet Konijn
‘Hey, Konijn! Wat moet dat hier op mijn terrein?’, riep de fazant. ‘Nou’, zei Konijn, ‘ik wacht op die bekende oogverblindende koplampen en ondertussen droom ik even fijn’. De fazant was hierdoor van zijn à propos en zei toen maar: ‘zo, zo, en waar droom je dan van?’
’Och, van zoveel. Ik zit hier namelijk al een poos. Ik droom van uitgestrekte velden vol worteltjes, meer dan ik eten kan. Van bedden malse botersla en aan die knapperige slaharten knabbel ik dan. Van de lente die straks gaat komen. Met mijn sniffelend neusje ruik ik het al, ik hoef het niet eens te dromen. En natuurlijk van die leuke konijnen met wie ik straks zal spelen, springen, joelen, kroelen en wie weet daarna tussen kleine konijntjes woelen. Ik droom van de zon, van wolken en van regen, dat maakt van die mooie glinsterende asfaltwegen. En schitterende parels aan de bladeren van bomen. Maar weet je beste fazant. Eigenlijk wacht ik op iets vreselijks dat mogelijk ooit zal komen. Die oogverblindende koplampen leggen me namelijk helemaal lam. En daarom zit ik hier, stiekem al best een tijdje.
De fazant keek eens goed om zich heen: ‘maar waar zijn die auto’s dan? Ik zie ze hier nooit. Geen één.’ Konijn schrok op uit zijn gemijmer, keek eens goed in het rond en staarde daarna bedremmeld naar de grond. Stilletjes dacht hij: wat zit ik hier eigenlijk te dromen en te wachten op wat mogelijk ooit zal komen? Ik zou moeten rennen, huppelen en spelen. Zijn kraaloogjes begonnen te glinsteren, zou hij het durven? Jawel, hij greep deze kans bij de lurven. Hij plantte zijn voorpootjes stevig op de grond en trapte met zijn achterpoten ferm in het rond. En daar kukelde de fazant, achterover, plat op zijn rug. Konijn keek om en riep: ‘pak me dan als je kan, of ben je niet zo vlug?’ Met vrolijke sprongen hupte hij rond de fazant, van voor naar achter, van links naar rechts en weer terug.


foto's: schitterend water

 
 
 
Posted by Picasa

foto's: graffiti Markkade Breda

 
 
 
 
Posted by Picasa

foto's: Markkade Breda

 
 
Posted by Picasa