Het water raakt hier in een stroomversnelling en maakt een hol, vol, plonzend, ploiiinnnnnk
geluid. Dan kloeink-kloeink kabbelend, dan weer stromend. Achter me klinkt het
doffe getik van een specht in de verte, heel even maar. Ganzen vliegen
gak-gakkend over. Een vogel maakt een fuut fuut geluid, geen idee of het er ook
werkelijk een is. Drie kleine meeuwen scheren schor door de lucht.
Het is
bewolkt met een paar blauwe gaten. Rechts zijn de wolken wattig, in elkaar
overlopend van witgrijsblauw naar donkergrijsblauw, daaronder een variant met
meer wit en de onderste laag eindigt in witzalmroze. Op links perst de zon plots
een lichtbundel stralen door de nauwe doorgangen in de donkergrijze wolkenmassa.
Ze wint langzaam terrein en beschijnt de molshopen die in grote getale door het
gras bollen. Dan breekt de zon helermaal door en verwarmt mijn linkerwang en
oor. Een sportvliegtuigje komt ronkend over. De brug in de verte flikkert en schittert
alsof er een gloeiendhete asfaltweg voor ligt. Het is vijf graden Celsius.