Op vakantie ontkom
je er vaak niet aan. Marktjes bezoeken. Als ik alleen ben zul je me er niet
snel zien. Maar als er een andere dame bij is ga ik voor de vorm toch even mee.
Ik probeer het braaf, een mens moet zich tenslotte toch een beetje aanpassen
aan zijn medereiziger nietwaar. Maar immer ben ik in no time vervult met een
mengeling van medelijden en irritatie waardoor je zo’n verkoper nooit meer een
gelijkwaardige blik in de ogen gunt. Medelijden omdat
hij, meestal van Afrikaanse komaf, in erbarmelijke omstandigheden moet werken.
Overdag sjouwen over het strand met al zijn waar. ’s Avonds op de stenen in de
straatjes met vrolijk schijnende lampjes, die het schrijnende verdoezelen. Ik
voel me de rijke witte die voor op een dubbeltje op de eerste rij wil zitten.
Ik voel me dom als ik niet afpingel. Ik voel me een kolonist als ik de beste
man ook nog eens een poot uit probeer te draaien. En geïrriteerd. Ik hou niet
van winkelen en niet van drukte. Wat moet ik met die spullen? En omdat die
spullen me niet interesseren kijk ik vooral naar de mensen achter de kraampjes.
En dan voel ik me weer schuldig omdat ik op vakantie ben en zij niet. Dan ga ik
toch weer spullen kijken die ik niet wil hebben. Dus. Voortaan kijk ik nog maximaal
twee kraampjes mee naar armbandjes, tassen en schoenen. En dan ga ik bier
drinken op het terras. Mannen kijken.